zondag 19 oktober 2008

Ik zit om de tafel met...



Ik zit om de tafel met oud-collega P. Hij heeft een heel schema met vragen voor zich, die hij als leidraad gebruikt bij het afnemen van het interview. Elk antwoord dat ik geef vult hij in op een deel van dat schema, waarna hij de vraag en het antwoord van het schema afpelt en dat op andere vellen plakt. Hij is heel trots op deze manier van werken, die er inderdaad erg indrukwekkend uitziet.

Als we klaar zijn lopen we door het conferentie-oord naar de plenaire zaal. Daar zie ik een grote groep andere collega's zitten. Ook mijn oud-kamergenoot M. Die wil ik nu niet spreken, stel je voor dat hij vragen gaat stellen!

Dus snel ik met afgewend hoofd naar een ander deel van de zaal, waar een aantal hip uitziende meiden zit. Ik ga vlak bij hen op de radiator zitten die langs het raam geplaatst is. De meiden zitten door de presentaties heen te kletsen, maar dat kan geen kwaad, het valt toch weg in het algemene geroezemoes van de grote zaal.

Een van de meiden probeert me over te halen om met haar naar de 14e verdieping van het conferentieoord te gaan, waar "de mooiste oorbellen die je ooit hebt gezien" worden gemaakt. Daar heb ik ook geen zin in. Ik probeer door aandachtig naar de vitrage die voor de ramen hangt te kijken de indruk te wekken dat ik hun taal niet machtig ben.

Dan verplaatst zich het hele circus van voor in de zaal naar vlak bij ons. De saaie lezing verandert daarbij in een glitter en glamourshow van jewelste, met olifanten en acrobaten die in glitterpakjes ronddwarrelen.

dinsdag 14 oktober 2008

Ik reis heel wat af...



Ik reis heel wat af. Per trein, per fiets, per auto. Op een gegeven moment moet ik tanken. Ik stop bij een tankstation in een bos. Het regent. Dan zie ik collega R bij een soort houten keetje staan. Ze kijkt zo blij dat ik het tanken laat voor wat het is en naar haar toe ga.

"Heb jij het al gedaan?" roept ze me vrolijk toe. "Ik vind het toch zo'n leuk initiatief! Ik heb voor iedereen een uitnodiging geschilderd, maar moet nog beslissen in welke lijst ik elk van hen stop. Wat vind jij? Is het blauwe lijstje voor deze ene hier mooier dan het vergulde lijstje?" We kijken samen naar de verschillende aquarellen en lijstjes die ze op een tafeltje in het keetje heeft neergelegd. Ik vind de keuze tussen de verschillende lijstjes ontzettend moeilijk. Tegelijkertijd voel ik een steek van schuldgevoel door me heen gaan. Ik heb nog helemaal niets aan gedaan aan die uitnodigingen!

R zegt dat ze honger heeft en loopt naar het wegrestaurant naast het tankstation om wat te kopen. Terwijl zij de deur aan de linkerkant van het keetje uitloopt, tegen het talud opklimt en tussen de bomen verdwijnt, zie ik door de ruit in de deur aan de rechterkant een kind in het slootje vallen dat langs het keetje stroomt. De ouders vissen het kind er met een paraplu uit. Ze komen het keetje binnen om het kind even op adem te laten komen.

Maar met hen stroomt het water naar binnen. Ik schrik me een hoedje: alle aquarellen worden nat en de afbeeldingen beginnen te vervloeien. Wat moet ik nu? Ik hang ze aan de waslijn te drogen.

Daar komt R alweer aan. Ze draagt een grote pan gebakken aardappelpartjes, die we met z'n allen leegeten.

zondag 12 oktober 2008

Als ik wakker word...



Als ik wakker word, bevind ik me in een grote vierkante kamer met veel glanzend gewreven donker houten meubels. Zo ook het bed waarin ik lig.

Tegenover me zijn grote hoge ramen waarvan de vitrages aan de binnenkant gesloten zijn maar de zware gordijnen (donkerblauw/donkerrood? het is te duister in de kamer om dat goed te kunnen zien) worden met een gordijnkoord opzij gehouden. Aan de buitenkant van de ramen zijn er luiken, die zijn gesloten. Het licht dat door de kieren in de luiken naar binnen schijnt laat me zien dat buiten de zon schijnt. Maar er is ook een schaduw, waarvan ik me realiseer aan de manier waarop die door de wind bewogen wordt, dat het een vlag moet zijn. Dat is waar ook, ik slaap vannacht in de ambassade.

Aan mijn voeteneinde staat een ovalen tafel, met daarop een gebroken wit, grof linnen tafellaken waaronder ik paperassen vermoed, gezien de stukjes papier die hier en daar onder de randen uitsteken. Naast en tussen de ramen staan allerlei met fluweel beklede stoelen.

Links naast het bed bevindt zich de deur naar de gang en aan de linkermuur is vlak bij de raamkant een doorgang naar de badkamer. Ik stap uit bed en loop de badkamer in. Op het moment dat ik op het toilet zit, valt het me op dat de luiken hier niet gesloten zijn en dat zich aan de andere kant van het venster een kantoor bevindt, waarin een aantal mensen aan het werk is. Ze zwaaien vriendelijk terwijl ik enigszins gegeneerd mijn ding doe. Godzijdank heb ik wel mijn blauwe nachthemd aan.

Als ik terug in het bed klim liggen tussen het beddengoed allemaal speelkaarten. Wat vreemd. Ook ligt er een fotoboek. Ik blader het boek van achter naar voren door. Er zitten allemaal foto's in waarop mijn collega's staan. Ook zitten er geboortekaartje in het album, zo ook die van mijn oudste kind. Vol ontroering kijk ik ernaar. Als ik voorin het album ben aangekomen, zie ik dat collega T daar een kaartje heeft gestopt waarop staat: "Als jullie toch ruzie gaan maken om wie de baas mag worden, dan ga ik wel weg. Ik heb een baan gevonden waarbij ik het gebruik van bestrijdingsmiddelen op verharde ondergronden ga handhaven. Ik wens jullie het allerbeste. T."

Ik huil me de ogen uit de kop. T mag niet weggaan! Als er iemand is die weg moet gaan, dan ben ik het wel!

vrijdag 3 oktober 2008

Ik moet een speech...



Ik moet een speech schrijven voor de directeur en daarom heb ik met haar een voorgesprek. Ik vertel haar dat het mij logisch lijkt de speech op te fleuren met een mooie foto van een rivierlandschap. Zij vindt dat ik er maar voor moet zorgen dat die foto als een enorm spandoek helemaal om de Stopera heen hangt. Hoe krijg ik dát voor elkaar in de twee dagen die ik nog heb?

Kennelijk is het me gelukt want het is zover. De directeur staat achter het spreekgestoelte en door het raam kijken we uit op de Stopera die er in het volle zonlicht prachtig bijstaat, zo ingepakt in een spandoek met daarop de reusachtige rivier.

Ik overhandig de directeur de door mij voorbereide speech, die op een kwart A4tje past. Ze kijkt me wat ongelovig aan en sist onhoorbaar voor het inmiddels toegestroomde publiek: "Is dit alles?". We doen een stapje achteruit, van het podiumpje af waarop het spreekgestoelte geplaatst is. "Ja," zeg ik. "Je begint dus met Marsman. Dat ken je toch zeker uit je hoofd? En dan volg je de redeneerlijn die ik hier uitgewerkt heb. Het was toch zeker niet de bedoeling dat ik je woordelijk voor zou schrijven wat je moet zeggen?"

Ze knikt, stapt het podium weer op, tikt op de microfoon, schraapt haar keel en begint te praten. Maar wat gek, ze begint helemaal niet met Marsman, maar met een of ander lulverhaal over hoe fijn het is dat er, ondanks de extra bezuinigingen die deze week zijn afgekondigd, toch zoveel collega's aanwezig zijn om de presentatie bij te wonen.

"Waarom begint ze niet gewoon?" fluister ik een collega in het oor. Hij fluistert terug dat de pers er nog niet is, dus dat ze op deze manier een beetje uitstel probeert te kopen. Dan gaat de deur open en komt er een cameraploeg binnen. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, schakelt de directeur middenin een zin over naar Marsman, en pikt er de tweede regel uit: "... traag door oneindig laagland gaan". Alsof ze net begonnen was.

"Meesterlijk!" denk ik. "Die moet ik onthouden."