maandag 20 december 2010

Iedereen loopt op snowboots...



Iedereen loopt met snowboots en dikke jassen aan en bontmutsen op rond. De bankjes waarop we moeten wachten zijn van heel donker hout, met daarop donkerrode skai bekleding. De balustrades zijn van hetzelfde hout gemaakt, en overal zijn van die lambriseringen van, jawel, donker hout. Er liggen lichtbruine plavuizen. Ik krijg het gevoel dat ik in de jaren '50 ben beland. Of ergens in het Oostblok.

Als we aan de beurt zijn waggel ik richting de spreekkamer, maar als ik me door het gangetje daaraantoe gewurmd heb, blijken er al een hele stoot vrouwen binnen te zijn. Zo gaat het toch niet? Hier kan ik niet gaan bevallen!

De baby heeft kennelijk door dat het nu niet de beste tijd is om geboren te worden. Onder mijn huid door kruipt hij naar boven, en legt z'n koppie op mijn linkerschouder, in het holletje naar mijn nek toe. Met mijn linkerhand ondersteun ik zijn kontje, terwijl ik mijn rechterhand op zijn bolletje leg.

zondag 12 december 2010

De fabriekshal is leeg...



De fabriekshal is leeg, heel leeg. En groot, heel groot. We moeten het bankje en de poefjes die we meegenomen hebben direct rechts naast de deur tegen de muur neer zetten. En gaan zitten. Doordat het bankje aan de rechterkant een hoge armleuning heeft kan ik, die op het poefje direct daarnaast zit, niet eens zien wie er naast mij zit. Hallo, hoe kunnen we op deze manier een zinvol groepsgesprek voeren?

Dat blijkt ook helemaal niet de bedoeling. Vanaf de linkerachterhoek begint de hal eerst langzaam maar allengs sneller vol te stromen met piepschuimbolletjes; een zee van piepschuimbolletjes. In rood, geel, blauw. Een metershoge golf piepschuimbolletjes komt heel langzaam op ons afgerold.

Rechts van me zit collega W, die me een geruststellend kneepje in mijn arm geeft. Wacht maar, het komt helemaal goed, lijken haar ogen te zeggen.

Nu niet in paniek raken, denk ik. Het enige dat ik hoef te doen is zorgen dat ik het vlies dat de bolletjes aan de bovenkant bedekt stevig vast grijp, erop kruip en dan maar hopen dat ik er niet doorheen zak. Zo gezegd, zo gedaan. Dat blijkt overigens nog knap lastig, want het dunne vlies met de daaronder heftig golvende piepschuimbolletjeszee maakt me misselijk en doet me het zicht op de omgeving totaal verliezen.

donderdag 9 december 2010

Twee in het zwart geklede...



Twee in het zwart geklede en gemaskerde mannen dringen het woonschip binnen waar we bezig zijn met het voorbereiden van de verjaardag van mijn moeder. Ze beginnen wild om zich heen te steken met de grote messen die ze bij zich dragen. Terwijl mijn zus en ik ons het vege lijf denken te redden door ons in de toiletten te verstoppen, zie ik dat een van hen een schouderklopje van An krijgt. An, nota bene! De vrouw die mijn tweede moeder is! Wat is hier aan de hand? Met mijn zus kunnen we maar één ding bedenken: An is uit op de erfenis van onze moeder.

zondag 5 december 2010

"Niemand meer bewegen!" roept...



"Niemand meer bewegen!" roept de studente in paniek. "Ik ben mijn lens verloren en die moet hier dus ergens op de grond liggen." Als ik over mijn rechterschouder naar de grond kijk, zie ik het ding direct liggen: want wat een knoeperd van een contactlens! Ik roep de studente, die opgelucht de lens opraapt en hem weer in haar oog doet.

Ik zeg tegen haar dat haar lens bijna net zo groot is als de beschermlens die ik over mijn glazen oog draag om mijn ooglid aan de binnenkant te beschermen. Ze kijkt me geïnteresseerd aan. Maar als ik probeer de beschermlens uit mijn oog te halen om hem aan haar te laten zien, komt ook mijn glazen oog mee!

Hoe ik ook probeer, ik krijg hem zelf niet meer in mijn oogkas geprutst. De man naast mij denkt raad te weten en breekt resoluut een stuk van mijn jukbeen af om wat ruimte te creëren. Nu heb ik niet alleen maar één oog, maar ook een ingevallen en kapotte schedel. Lekker is dat!

Als ik hem boos toebijt dat hij de boel natuurlijk alleen maar erger aan het maken is zo, probeert hij het afgebroken stuk jukbeen via de lege oogkas weer naar binnen te duwen. Tevergeefs.

zondag 13 juni 2010

Het is werkelijk schitterend...



Het is werkelijk schitterend weer: blauwe luchten all over the place en kaarsjes sieren links en rechts de kastanjebomen. Het is een heel eind fietsen naar het ziekenhuis. Als we er bijna zijn, worden we bijna van onze sokken gereden aan de ene kant door een groot aantal witte auto's en overvaren door Rijnaken aan de andere kant. Dat we uiteindelijk binnen weten te raken mag gerust een klein wondertje genoemd worden.

Binnen wordt alles in gereedheid gebracht voor de ingreep. Liefkozend aai ik over mijn bolle buik, wetende dat het kindje dat zich daarin schuil houdt vandaag, 14 februari, geboren zal gaan worden. Het bed waarop ik mag gaan zitten, wordt door de ziekenhuisgang gereden, richting de operatiekamers.

Dan moet ik ineens Heel Erg Nodig plassen. Ik spring van het bed af en ga met een groot gevoel van opluchting op de wc zitten. Als ik de boel laat lopen realiseer ik me dat ook mijn vliezen gebroken zijn, want zoveel vocht past helemaal niet in mijn blaas. Direct wordt besloten om de baby dan maar op natuurlijke wijze geboren te laten worden.

Ik word aan een monitor gelegd om de toestand van het kind volcontinu in de gaten te kunnen houden. Naast mij liggen nog wat hoogzwangeren aan diverse monitoren: zo is daar J, met wie ik op de middelbare school bevriend was, de fanatiek doortwitterende @NatasjaO en een mysterieuze vrouw die geheel in het zwart gekleed gaat.

Aan de overkant van de zaal liggen daarnaast nog andere zwangeren: een walrus en een mastiff. Op hun schermen kun je zien dat zij van meerlingen in verwachting zijn. De walrus zal twee drielingen, een tweeling en twee eenlingen gaan krijgen. Tsjonge, denk ik, je zult toch maar tien kinderen tegelijk krijgen!

vrijdag 21 mei 2010

Waar je vroeger altijd...



Waar je vroeger altijd door een klop op de deur van de behandelkamer liet weten dat je er was, nu is er een intercom. Ik meld me aan, vertel dat ik geen afspraak heb maar dat ik me toch ernstig zorgen maak en dat ik hoop dat er nog een gaatje in de agenda van de dokter te vinden is. De assistente zegt dat ze even met de dokter zal overleggen. Een paar minuutjes later komt de mededeling dat ik maar even in de wachtkamer moet blijven zitten en dat ze me op zal roepen zodra er ruimte is.

Ik wacht de hele dag. De poes ligt rustig in mijn armen en kijkt niet op of om naar de andere dieren die een voor een binnen komen, naar boven gaan en weer verdwijnen. Wat is ze mager geworden en wat is haar vachtje dof!

Aan het eind van de dag houd ik het niet meer uit. Ik loop mee met een van de opgeroepen patienten naar boven. Ook de praktijk is helemaal anders: het is een huis dat in Jugendstil-stijl is op getrokken, met allemaal trappetjes en veel, heel veel donker hout.

Tot mijn stomme verbazing zie ik dat de dokter dit maal een man is. En niet zomaar een man, maar mijn ex. Hij werpt een blik op de poes die opgerold in het plastic tasje ligt en zegt: "Niks aan de hand, ik heb wel wat beters te doen dan mijn tijd aan jou en je beesten te verdoen. Ik moet naar mijn moeder. Ze is ziek."

Ik schrik: is zijn moeder ziek? Mijn ex-schoonmoeder? "Wat heeft ze?", vraag ik. "Kanker", is het antwoord. "Mag ik een kaartje sturen?" "Nee", zegt hij kortaf. Ik voel boosheid in me opwellen. Ik slik die weg en zeg, vriendelijk maar in niet mis te verstane bewoordingen: "Bij deze deel ik je mee dat ik haar een kaartje zal sturen. Daarvoor heb ik jouw toestemming niet nodig."

En met die woorden ga ik terug naar beneden. Op weg naar beneden zie ik op de trap allemaal graffiti gespoten. Grove beledigingen aan het adres van de dokter. Blijkbaar wordt hij door meer mensen veracht.

zaterdag 27 februari 2010

Wat is dat continue verhuizen...



Wat is dat continue verhuizen toch vervelend. Heb je net je spullen uitgepakt en je labopstelling werkend, moet je alles weer afbreken! Zo ook dit keer. Zuchtend ga ik met mijn studenten aan de slag. Het blijkt dit keer nog knap lastig te zijn om alle onderdelen goed gemerkt en veilig verpakt in dozen te krijgen. Dat komt doordat de studenten er nog maar net twee weken zijn. Weten zij veel?

Wel fijn dat de opstelling ineens niet meer van glazen onderdelen maar van LEGO en K'NEX blijkt te zijn gemaakt. Dat maakt het afbreken en in dozen doen een stuk gemakkelijker. Als tenminste die ene jongen met dat groene haar niet iedere keer met de rode blokjes weg zou lopen naar de overkant van de gang. Hij gaat daar steeds een witte deur door. Ik zie hem die ruimte niet uitkomen, maar keer op keer zie ik hem frommelen aan die rode blokjes en vervolgens door die witte deur verdwijnen.

Op een gegeven moment besluit ik om op onderzoek uit te gaan: wat bevindt zich achter die witte deur? Ik duw hem open en bevind me in een heel gewoon prakticumlokaal, met van die lange houten tafels met gas- en waterkranen en zuurkasten. De student is nergens meer te bekennen. Ik vermaak me met het laten gloeien van een buizentang in de blauw gestookte vlam van een bunzenbrander.

woensdag 24 februari 2010

We lopen door een bouwvallig...




We lopen door een bouwvallig stationsgebouw. Sjaak is boos op me, erg boos. Hij heeft groot gelijk ook nog. Ik heb hem namelijk bedrogen. Met een man die ik niet eens aantrekkelijk vond maar waarvan werd beweerd dat hij een cactus in zijn broek had. En dat wilde ik wel eens zien. Het stomme is dat ik als gevolg daarvan een akelige ziekte heb opgelopen en dat ik Sjaak ervan moet zien te overtuigen dat ook hij medicijnen moet slikken.

Het vervelendste is trouwens dat ik helemaal geen tijd voor ruzie heb, ik moet namelijk mijn vliegtuig halen. En dat wordt al moeilijk genoeg want mijn koffer is nog maar half ingepakt (wat moet ik toch doen met die crème fraîche?) en in het stationsgebouw zijn twee treinen op elkaar geklapt. Dat heeft de toch al bouwvallige staat van het station er niet beter op gemaakt: overal liggen brokstukken waar je voorzichtig overheen moet stappen.

vrijdag 15 januari 2010

Ik zit in de tram...



Ik zit in de tram naar Nieuwegein, verheugd om op bezoek te kunnen gaan in de nieuwe flat van Christine. Die blijkt blauw, heel erg blauw te zijn: muren, vloeren, zelfs het plafond is blauw. Haar zoontje Stijn is er ook, hij ligt vrolijk kraaiend op een blauw dekentje op de grond.

In de keuken leunen we tegen het blauwe aanrecht terwijl de waterkoker naast de blauwe theepot snort. Christine steekt nogal af in haar donkerrode trui, zwarte spijkerbroek en witte sportsokken. Ze zucht: er is nog zoveel te doen voor al dat blauw over geverfd is, zou ze daar überhaupt wel aan gaan beginnen?

Als ik weer naar buiten stap blijk ik me verder via het water te moeten verplaatsen. Op een hol stukje boomschors, wel te verstaan. Voorzichtig peddel ik de groenige rivier af, die al snel verandert in de Amazone. Dat ik dat weet komt doordat er een donkere, halfnaakte man in een bootje naast me zegt dat ik mijn benen niet over de rand van mijn stuk schors in het water moet laten bungelen: er zwemmen krokodillen in de Amazone.

Ik probeer ze binnenboord te halen. Onbegonnen werk, want het stuk schors is veel te klein. Dan maar goed opletten. Als ik in het water tuur zie ik echter geen krokodillen maar wel een enorme schildpad zwemmen in de diepte. Of beter gezegd, zijn contouren, want het water is te troebel om het goed te zien.

Ik overweeg me aan te sluiten bij een groep backpackers die verderop op de rivier aan het kanoën is. Een van hen, een meisje, vraagt me in het Spaans of ik weet waar het station is. Voor ik haar kan antwoorden hoor ik Nederlands: een van haar reisgenoten bitst dat ze het in het Portugees moet vragen, we zijn immers in Brazilië! Oh nee he, het is een groep Nederlanders! Daar heb ik geen zin in, ik ben hier niet om me in mijn eigen taal te redden.

Er zit in de groep een heel arrogante man, die de anderen commandeert alsof hij hier al jaren komt maar mij is duidelijk is dat hij dat bluft: hij is zo dom om zijn portemonnee bovenin zijn open rugzak te laten liggen terwijl hij de groep naar een uitkijksteiger dirigeert die zich aan de andere kant van een bamboe-poort bevindt. Zal ik hem waarschuwen of laten boeten voor deze stommiteit? Ik besluit het eerste. De verbijstering op zijn gezicht als ik hem in het Nederlands waarschuw is het meer dan waard.