maandag 8 augustus 2011

Ik krijg op mijn telefoon...



Ik krijg op mijn telefoon een mailtje dat de boeken die ik besteld hebben nog steeds klaar liggen in de boekwinkel in het dorpje waar we een vakantiehuisje hebben, en dat als ik die niet snel kom halen, ze teruggestuurd worden.

Ja, dat is waar ook! Voor H overleed heb ik een hele stapel besteld. Maar sinds haar dood zijn we niet in de stemming om vakantie te vieren en dus zijn we al tijden niet daar geweest.

Ik voel me enorm schuldig en besluit de boeken direct te gaan halen. Omdat ik in het buitenland vaker problemen heb met Internet op mn mobiel, print ik het mailtje uit.

Dan loop ik de boekhandel binnen. Het is een mooie grote winkel die in een aantal middeleeuwse pandjes is gevestigd. De pandjes zijn door verschillende trappetjes en lage doorgangen met elkaar verbonden. De ramen zijn er klein, met donkerhouten luiken aan de buitenkant. Overal zijn boekenkasten die tot de nok volgestouwd zijn met boeken. Nieuw is de CD-kast in het eerste pandje, die stond daar de vorige keer nog niet. Met z'n moderne verlichtingspaneel aan de bovenrand misstaat de kast volledig in het verder vooral wat weghebbend van een boekenkerkhof lijkende winkeltje.

Ik hang in de winkel rond tot sluitingstijd; deels om moed te vatten om de confrontatie met de winkelmevrouw aan te gaan, want ik schaam me enorm dat zij zo lang die enorme stapel boeken voor mij heeft bewaard en deels omdat het zo heerlijk toeven is in dit lezersparadijs.

Als de laatste klant de winkel verlaat en ik aanstalten maak om naar de balie te gaan, verandert het licht in de winkel in een spookachtig grijs. Van buiten klinken harde knallen en als ik naar buiten gluur door het raampje naast de boekenkast waar ik het laatste uur in heb staan snuffelen, zie ik vanuit de dichte mist allemaal Dooddoeners verschijnen. Lucius Malfoy loopt met Barty Crouch jr voorop, en daarachter... ik moet mezelf in de arm knijpen voor ik het geloof, want daarachter loopt Hagrid! Ze gooien om beurten hun arm met het Teken in de lucht en roepen: "Ik heb het Boek! Nu komt HIJ!" Ze verzamelen zich en vormen allengs een gesloten cirkel rond de boekwinkel (de rest van het dorpje is verdwenen).

Achter me klinkt een zacht en diep gegrom; het is de Heer van het Duister, in wolvengedaante. Ik kan verstaan wat hij gromt: "Aan het Boek der Profetieën ontbreekt nog maar één pagina en die heb jij. Geef op!" Hierbij staren zijn vuurrode ogen hypnotiserend in de mijne.

Paniekerig gaan mijn gedachten alle kanten op: Pagina? Pagina? Welke pagina?? Welk Boek? Wat doet Hagrid hier bij die griezels? Waar is de rest van het dorp? Nu krijg ik natuurlijk nooit meer de door mij bestelde boeken! Is die wolf echt Voldemort? Waar is de mevrouw van de boekwinkel gebleven?

Het geduld van de wolf is kennelijk op: hij bijt met zijn sterke kaken in mijn linkerkuit. Daarbij verlies ik mijn evenwicht en het printje van het mailtje fladdert uit mijn hand. Voldemorts kaken laten mijn kuit los en happen naar het zwierende velletje papier. De pagina! Maar hoe kan een simpel mailtje met een lijstje boektitels nou ooit die Belangrijke Ontbrekende Pagina zijn?

zaterdag 25 juni 2011

Met de baby van collega F...



Met de baby van collega F. in mijn armen loop ik door de gang. Wat een schatje is het toch. Ze kijkt me met ronde oogjes aan. F. loopt naast me, apetrots. De gang is lang en hoog, met ramen hoog boven ons, en aan weerszijden donkerhouten deuren die zwaar verweerd zijn. Het is er frisjes, wat niet gek is want niet alleen staan de ramen open maar ook is de vloer is van graniet. Aan het eind van de deur horen we achter een grote dubbele deur geluiden. We lopen er naartoe. Ik geef de baby terug aan haar moeder en doe de deur open.

Achter de deur bevindt zich recht voor ons een lange tafel, en in de L-vormige ruimte is er rechts een groep mensen en een tijger. De mensen zijn bezig een kadaver van een antilope in stukken te scheuren, terwijl de tijger zich ertussen probeert te wringen om ook zijn deel te pakken te krijgen.

Collega F legt haar baby op de tafel en loopt naar de groep toe. Vervolgens gaat ook zij aan de antilope sjorren. Dat doet ze niet helemaal handig, waardoor de klauw van de tijger haar teen eraf snijdt! Het bloedt als een rund en de tijger kijkt ineens naar F als ware zij de volgende gang van de maaltijd. Terwijl hij zijn tanden in haar been zet, kan ik nog net de baby van de tafel grissen en de deur uitrennen, de lange gang door. Op zoek naar hulp. Halverwege de gang bedenk ik me dat ik vergeten ben de dubbele deuren te sluiten, en als ik omkijk om te kijken of ik dat nog veilig kan doen, zie ik hoe F aan haar been de gang in gesleept wordt door de tijger.

dinsdag 11 januari 2011

We rijden over een smalle...



We rijden over een smalle kade. Sjaak moet moeite doen om niet te dicht bij de kant te komen. Dan komt er achter ons iemand aangescheurd, die met groot licht duidelijk maakt dat dat hij haast heeft. Als Sjaak niet snel genoeg naar rechts gaat, besluit de automobilist ons rechts in te halen. Daarvan schrikt Sjaak zo erg dat hij naar links uitwijkt. De auto scheurt ons voorbij.

Door de manoeuvre komt Sjaak gevaarlijk dicht bij de linkerrand van de kade. Het linkervoorwiel glijdt over de rand en daar gaan we, het water in!

Door de schok zijn mijn gedachten een paar momenten helemaal blanco. Daarna denk ik alleen nog maar: eruit, hoe komen we hieruit! Ik probeer het raampje naar beneden te doen, maar dat reageert niet. Het lukt me uiteraard ook niet de deur te openen. Waarom hebben we niet zo'n hamertje om de ruiten in te tikken in de auto liggen denk ik, terwijl de auto langzaam steeds dieper in het water wegzakt. Dat gaat sneller naarmate de auto verder begint vol te lopen.

Waar is Sjaak? Kan hij niets bedenken om ons te redden? Ik kijk naast me, maar Sjaak zit in elkaar gezakt op de stoel. Is hij buiten westen? Ik maak de gordels los, zodat we met onze gezichten lang mogelijk in de bubbel lucht die nu nog alleen maar bovenin de auto aanwezig is kunnen ademen.

Als het water mijn lippen raakt weet ik dat het einde nabij is.

maandag 20 december 2010

Iedereen loopt op snowboots...



Iedereen loopt met snowboots en dikke jassen aan en bontmutsen op rond. De bankjes waarop we moeten wachten zijn van heel donker hout, met daarop donkerrode skai bekleding. De balustrades zijn van hetzelfde hout gemaakt, en overal zijn van die lambriseringen van, jawel, donker hout. Er liggen lichtbruine plavuizen. Ik krijg het gevoel dat ik in de jaren '50 ben beland. Of ergens in het Oostblok.

Als we aan de beurt zijn waggel ik richting de spreekkamer, maar als ik me door het gangetje daaraantoe gewurmd heb, blijken er al een hele stoot vrouwen binnen te zijn. Zo gaat het toch niet? Hier kan ik niet gaan bevallen!

De baby heeft kennelijk door dat het nu niet de beste tijd is om geboren te worden. Onder mijn huid door kruipt hij naar boven, en legt z'n koppie op mijn linkerschouder, in het holletje naar mijn nek toe. Met mijn linkerhand ondersteun ik zijn kontje, terwijl ik mijn rechterhand op zijn bolletje leg.

zondag 12 december 2010

De fabriekshal is leeg...



De fabriekshal is leeg, heel leeg. En groot, heel groot. We moeten het bankje en de poefjes die we meegenomen hebben direct rechts naast de deur tegen de muur neer zetten. En gaan zitten. Doordat het bankje aan de rechterkant een hoge armleuning heeft kan ik, die op het poefje direct daarnaast zit, niet eens zien wie er naast mij zit. Hallo, hoe kunnen we op deze manier een zinvol groepsgesprek voeren?

Dat blijkt ook helemaal niet de bedoeling. Vanaf de linkerachterhoek begint de hal eerst langzaam maar allengs sneller vol te stromen met piepschuimbolletjes; een zee van piepschuimbolletjes. In rood, geel, blauw. Een metershoge golf piepschuimbolletjes komt heel langzaam op ons afgerold.

Rechts van me zit collega W, die me een geruststellend kneepje in mijn arm geeft. Wacht maar, het komt helemaal goed, lijken haar ogen te zeggen.

Nu niet in paniek raken, denk ik. Het enige dat ik hoef te doen is zorgen dat ik het vlies dat de bolletjes aan de bovenkant bedekt stevig vast grijp, erop kruip en dan maar hopen dat ik er niet doorheen zak. Zo gezegd, zo gedaan. Dat blijkt overigens nog knap lastig, want het dunne vlies met de daaronder heftig golvende piepschuimbolletjeszee maakt me misselijk en doet me het zicht op de omgeving totaal verliezen.

donderdag 9 december 2010

Twee in het zwart geklede...



Twee in het zwart geklede en gemaskerde mannen dringen het woonschip binnen waar we bezig zijn met het voorbereiden van de verjaardag van mijn moeder. Ze beginnen wild om zich heen te steken met de grote messen die ze bij zich dragen. Terwijl mijn zus en ik ons het vege lijf denken te redden door ons in de toiletten te verstoppen, zie ik dat een van hen een schouderklopje van An krijgt. An, nota bene! De vrouw die mijn tweede moeder is! Wat is hier aan de hand? Met mijn zus kunnen we maar één ding bedenken: An is uit op de erfenis van onze moeder.

zondag 5 december 2010

"Niemand meer bewegen!" roept...



"Niemand meer bewegen!" roept de studente in paniek. "Ik ben mijn lens verloren en die moet hier dus ergens op de grond liggen." Als ik over mijn rechterschouder naar de grond kijk, zie ik het ding direct liggen: want wat een knoeperd van een contactlens! Ik roep de studente, die opgelucht de lens opraapt en hem weer in haar oog doet.

Ik zeg tegen haar dat haar lens bijna net zo groot is als de beschermlens die ik over mijn glazen oog draag om mijn ooglid aan de binnenkant te beschermen. Ze kijkt me geïnteresseerd aan. Maar als ik probeer de beschermlens uit mijn oog te halen om hem aan haar te laten zien, komt ook mijn glazen oog mee!

Hoe ik ook probeer, ik krijg hem zelf niet meer in mijn oogkas geprutst. De man naast mij denkt raad te weten en breekt resoluut een stuk van mijn jukbeen af om wat ruimte te creëren. Nu heb ik niet alleen maar één oog, maar ook een ingevallen en kapotte schedel. Lekker is dat!

Als ik hem boos toebijt dat hij de boel natuurlijk alleen maar erger aan het maken is zo, probeert hij het afgebroken stuk jukbeen via de lege oogkas weer naar binnen te duwen. Tevergeefs.