dinsdag 23 december 2008

We zitten aan lange...



We zitten aan lange schragentafels. Daar houden we ons bezig met het breken van eieren, enorme stapels eieren. De schalen verdwijnen naar de grond, de dooiers en struif via een soort glijbaantje de grond in. Ik zit naast collega C.

Ineens staat de stoelmasseur achter ons. Ze pakt een ei en breekt die in de nek van C, die direct gewillig het hoofd buigt en de prut in haar nek laat inmasseren. Het ziet er goor uit maar haar genietende blik vertelt me dat dit dus fijn moet zijn.

Nadat C onder handen is genomen, begint de masseur de stoel in elkaar te zetten die ze normaal gesproken gebruikt. Dat is nog best ingewikkeld. Om haar te helpen wordt er een filmpje op de muur geprojecteerd waarin iemand een ligstoel voor in de tuin monteert.

Ik besluit me ook op te geven voor deze massage en loop dus naar beneden om op het plein voor het gebouw het formuliertje te gaan ophalen dat ik hiervoor in moet vullen. Voor de deur kom ik collega F. tegen. Hij doet wat lacherig als ik uit de formulierenpaal het massageformulier trek en afscheur. "Die onzin met die eieren, nou dat hoeft niet voor mij hoor!" bast hij.

Als ik boven kom is de zaal tot de nok toe gevuld met collega's. Niet alleen zitten ze aan de schragentafels maar ook overal op de grond, in de vensterbanken, op de trappen. Ze luisteren naar een man. Deze man houdt een lang en saai betoog waar bovendien geen touw aan vast te knopen is. Op het moment dat ik binnenkom, zien enkele collega's hun kans waar: zij sneaken de zaal uit.

zondag 14 december 2008

Bij het binnengaan van Trans II...



Bij het binnengaan van Trans II kom ik een studiegenote van vroeger tegen. "Hé Karin!" roep ik. Ze draait zich met een verbaasd gezicht om. Haar bolle buik verraadt direct dat ze zwanger is. Ik feliciteer haar van harte en vraag haar of ze van plan is terug te keren naar de States. Ze antwoordt: "Nee, nu ik een kind krijg wil ik me weer in Nederland vestigen. Maar helaas is nog niet alles rond." We lopen de collegezaal in. Karin gaat direct rechts op de voorste rij zitten. Ik glimlach nog even naar haar en loop dan naar de andere kant van de zaal, want ik zit liever dicht bij het raam.

Langzaam vult de zaal zich met oude bekenden. Ik raak met Bart aan de praat. Natuurlijk gaat het over kinderen. Bij het horen van de grootte van het NSG trekt hij geamuseerd de wenkbrauwen op. Of ik dan misschien zitjes bovenop de auto gemonteerd heb? Nee, lach ik, we hebben een SUV, nee, ik bedoel, nou, hoe heet dat nou, een MPV. Bart vraagt me of ik weet wanneer Saskia uitgerekend is, want ik stond immers met haar te praten zo-even? Argh, nee toch, wat een sukkel ben ik! Heb ik haar Karin genoemd. Maar natuurlijk is het Saskia. Wat een ontzettende blunder! Geen wonder dat ze een beetje vreemd keek.

Vooraan in de zaal is een rijtje militairen gaan zitten. Hun geweren houden ze op schoot. Het geeft me een bijzonder onprettig gevoel. Wat zijn ze van plan? Is dit de voorbode van geweld? Tot ik tussen hen ineens de blonde stekeltjes van Arnold herken. Ik zwaai enthousiast en dan zie ik ook in zijn ogen herkenning. We vliegen elkaar in de armen.

woensdag 3 december 2008

Als medewerker van...



Als medewerker van de Special Victims Unit bel ik het kinderdagverblijf met de vraag of zij wel eens benaderd worden door bureaus die aanbieden om personeel te leveren. "Natuurlijk, dat gebeurt bijna elke week wel!" antwoordt leidster Linda.

Ik vraag door: "Het gaat om de afgelopen twee weken, een bureau dat zich Kinderparadijs noemt en gerund wordt door een zekere Peter." Deze griezel die al tijden de kinderdagverblijven van Utrecht onveilig maakt heeft nu een naam. Of het zijn echte is, is de vraag. Hij heeft een tot nu toe nog ondoorgronde wijze van benaderen van zijn doelwitten. En ik denk te weten hoe zijn systeem in elkaar zit.

"Hij heeft een stem die een beetje krakend klinkt." vervolg ik. "Heeft die contact met jullie opgenomen?" De spanning in mijn maag loopt op, ik voel gewoon dat ik op het juiste spoor ben. Maar voor Linda antwoord kan geven gaat de wekker.

dinsdag 2 december 2008

Ik zwem ...



Ik zwem vanuit zuidelijke streken naar het Noorden. Daar is immers het water koeler en dus voedselrijker. Dat weet ik niet bewust, het is mijn instinct dat het me vertelt. En anders doet de commentatorstem uit de documentaire die over mij gemaakt wordt dat wel.

Als ik in het Noorden ben aangekomen vang ik een zwarte zeehond, scheur hem in stukken met mijn vlijmscherpe tanden en vreet 'm op. De duiker met zijn camera legt dit alles vast.

zondag 30 november 2008

Ik maak een treinreis...



Ik maak een treinreis met vriendin F. We komen vanuit het buitenland (Italie? Duitsland? Polen??) en zijn op weg naar huis. Er is flink wat commotie aan boord, de trein is overvol en dus moet ik mij een weg langs en over stapels koffers en kluwens mensenbenen banen om de restauratiewagen te kunnen bereiken.

Daar is het een oase van rust. Alleen S., de vriendin van F. zit er. Ze drinkt een kopje thee. Enigszins verstoord kijkt ze ons aan: wat komen wij daar nou weer doen? Blijkt dat de restauratie eigenlijk nog gesloten is maar omdat S. er werkt is zij er al aanwezig, zich voorbereidend op de komende invasie van treinreizigers.

F. en ik besluiten haar te helpen en soepeltjes voorzien we even later als team de bezoekers van eten en drinken. S. is zo blij dat we haar geholpen hebben dat ze aanbiedt om voor ons ook iets lekkers in te schenken. Helaas blijkt alles op te zijn.

Inmiddels naderen we de Nederlandse grens. "Ik stap wel even uit op Enschede." zeg ik. "En dan haal ik bij de ToGo wat te eten. Wat willen jullie?" Beide dames willen alleen een flesje water, maar hebben daarbij wel elk een voorkeur voor een ander merk.

Als ik even later in de ToGo sta valt mijn blik op mini-Tompouces, lekker! Ik besluit die mee te nemen. Boven de koeling zie ik door de winkelruit F. en S. in de deuropening van de coupé staan. Ik aarzel nog een moment en doe dan de Tompouces in mijn mandje. To hell met het dieet waar F. en S. nu weer mee bezig zijn.

zondag 16 november 2008

De buschauffeur heeft een fout...



De buschauffeur heeft een fout gemaakt. In plaats van naar mijn bestemming rijdt hij de tegenovergestelde kant op. Maar doordat ik de omgeving niet ken, heb ik dat pas door als het al te laat is. Ik bel naar huis, maar Sjaak vindt het geen doen om me nu nog op te komen halen. Ik moet me vannacht maar zelf zien te redden.

Diep in de nacht stap ik uit in een mij onbekende stad. Ik loop het dichtstbijzijnde hotel binnen om te vragen of ze daar nog een kamer voor me hebben. Dat blijkt het geval. Door kleine gangetjes, met allerlei bochten en trapjes loop ik achter de receptionist aan. De muren en lambriseringen zijn met rood velours bekleed. Daarboven is donkerbruin behang geplakt en ook de plafonds zijn donkerbruin geverfd. Langs de muren zijn op gezette afstanden kleine lampjes met rode lampenkapjes bevestigd. Het lijkt eerlijk gezegd wel een ouderwetse hoerenkast, zo een die je in westerns ziet.

De kamer die ik toegewezen krijg lijkt daarentegen meer op een cel dan op een serieuze hotelkamer, tenminste, wat de grootte betreft. De kast staat zo dicht op het raam dat dat niet open kan, de plaatsing van het bed blokkeert op zijn beurt de kastdeur. Ik ben echter zo moe, dat ik snel in het bed kruip.

Als ik wakker word ziet de wereld er helemaal anders uit. Alles is licht en luchtig. De deur van de kamer openend blijk ik me ook niet langer in het donkere hotel te bevinden maar in een schoolgebouw. Het is er hoog en groot. Ik loop door eindeloos lange gangen met klaslokalen aan elke kant, waarvan de deuren dicht zijn. En toch zijn de gangen gevuld met daglicht. Ik zoek naar een plekje waar ik me kan verkleden.

Ergens, aan het eind van een gang, vind ik een lokaal dat duidelijk niet in gebruik is. De tafeltjes en stoeltjes staan schots en scheef in de ruimte en aan de rechterkant, naast de deur, staan ze zelfs tot aan het plafond toe opgestapeld. Ik plof neer op een stoeltje en staar uit het raam. Het schoolplein komt me bekend voor.

zondag 9 november 2008

Droomnieuws



De laatste tijd neem ik 's morgens te weinig tijd om even mijn droom op te schrijven, vandaar dat het hier zo stil is.

Maar ik kan wel iets anders melden: de KNAW organiseert komende dinsdag een symposium over de droom in film, kunst en wetenschap. Interessant!

zondag 19 oktober 2008

Ik zit om de tafel met...



Ik zit om de tafel met oud-collega P. Hij heeft een heel schema met vragen voor zich, die hij als leidraad gebruikt bij het afnemen van het interview. Elk antwoord dat ik geef vult hij in op een deel van dat schema, waarna hij de vraag en het antwoord van het schema afpelt en dat op andere vellen plakt. Hij is heel trots op deze manier van werken, die er inderdaad erg indrukwekkend uitziet.

Als we klaar zijn lopen we door het conferentie-oord naar de plenaire zaal. Daar zie ik een grote groep andere collega's zitten. Ook mijn oud-kamergenoot M. Die wil ik nu niet spreken, stel je voor dat hij vragen gaat stellen!

Dus snel ik met afgewend hoofd naar een ander deel van de zaal, waar een aantal hip uitziende meiden zit. Ik ga vlak bij hen op de radiator zitten die langs het raam geplaatst is. De meiden zitten door de presentaties heen te kletsen, maar dat kan geen kwaad, het valt toch weg in het algemene geroezemoes van de grote zaal.

Een van de meiden probeert me over te halen om met haar naar de 14e verdieping van het conferentieoord te gaan, waar "de mooiste oorbellen die je ooit hebt gezien" worden gemaakt. Daar heb ik ook geen zin in. Ik probeer door aandachtig naar de vitrage die voor de ramen hangt te kijken de indruk te wekken dat ik hun taal niet machtig ben.

Dan verplaatst zich het hele circus van voor in de zaal naar vlak bij ons. De saaie lezing verandert daarbij in een glitter en glamourshow van jewelste, met olifanten en acrobaten die in glitterpakjes ronddwarrelen.

dinsdag 14 oktober 2008

Ik reis heel wat af...



Ik reis heel wat af. Per trein, per fiets, per auto. Op een gegeven moment moet ik tanken. Ik stop bij een tankstation in een bos. Het regent. Dan zie ik collega R bij een soort houten keetje staan. Ze kijkt zo blij dat ik het tanken laat voor wat het is en naar haar toe ga.

"Heb jij het al gedaan?" roept ze me vrolijk toe. "Ik vind het toch zo'n leuk initiatief! Ik heb voor iedereen een uitnodiging geschilderd, maar moet nog beslissen in welke lijst ik elk van hen stop. Wat vind jij? Is het blauwe lijstje voor deze ene hier mooier dan het vergulde lijstje?" We kijken samen naar de verschillende aquarellen en lijstjes die ze op een tafeltje in het keetje heeft neergelegd. Ik vind de keuze tussen de verschillende lijstjes ontzettend moeilijk. Tegelijkertijd voel ik een steek van schuldgevoel door me heen gaan. Ik heb nog helemaal niets aan gedaan aan die uitnodigingen!

R zegt dat ze honger heeft en loopt naar het wegrestaurant naast het tankstation om wat te kopen. Terwijl zij de deur aan de linkerkant van het keetje uitloopt, tegen het talud opklimt en tussen de bomen verdwijnt, zie ik door de ruit in de deur aan de rechterkant een kind in het slootje vallen dat langs het keetje stroomt. De ouders vissen het kind er met een paraplu uit. Ze komen het keetje binnen om het kind even op adem te laten komen.

Maar met hen stroomt het water naar binnen. Ik schrik me een hoedje: alle aquarellen worden nat en de afbeeldingen beginnen te vervloeien. Wat moet ik nu? Ik hang ze aan de waslijn te drogen.

Daar komt R alweer aan. Ze draagt een grote pan gebakken aardappelpartjes, die we met z'n allen leegeten.

zondag 12 oktober 2008

Als ik wakker word...



Als ik wakker word, bevind ik me in een grote vierkante kamer met veel glanzend gewreven donker houten meubels. Zo ook het bed waarin ik lig.

Tegenover me zijn grote hoge ramen waarvan de vitrages aan de binnenkant gesloten zijn maar de zware gordijnen (donkerblauw/donkerrood? het is te duister in de kamer om dat goed te kunnen zien) worden met een gordijnkoord opzij gehouden. Aan de buitenkant van de ramen zijn er luiken, die zijn gesloten. Het licht dat door de kieren in de luiken naar binnen schijnt laat me zien dat buiten de zon schijnt. Maar er is ook een schaduw, waarvan ik me realiseer aan de manier waarop die door de wind bewogen wordt, dat het een vlag moet zijn. Dat is waar ook, ik slaap vannacht in de ambassade.

Aan mijn voeteneinde staat een ovalen tafel, met daarop een gebroken wit, grof linnen tafellaken waaronder ik paperassen vermoed, gezien de stukjes papier die hier en daar onder de randen uitsteken. Naast en tussen de ramen staan allerlei met fluweel beklede stoelen.

Links naast het bed bevindt zich de deur naar de gang en aan de linkermuur is vlak bij de raamkant een doorgang naar de badkamer. Ik stap uit bed en loop de badkamer in. Op het moment dat ik op het toilet zit, valt het me op dat de luiken hier niet gesloten zijn en dat zich aan de andere kant van het venster een kantoor bevindt, waarin een aantal mensen aan het werk is. Ze zwaaien vriendelijk terwijl ik enigszins gegeneerd mijn ding doe. Godzijdank heb ik wel mijn blauwe nachthemd aan.

Als ik terug in het bed klim liggen tussen het beddengoed allemaal speelkaarten. Wat vreemd. Ook ligt er een fotoboek. Ik blader het boek van achter naar voren door. Er zitten allemaal foto's in waarop mijn collega's staan. Ook zitten er geboortekaartje in het album, zo ook die van mijn oudste kind. Vol ontroering kijk ik ernaar. Als ik voorin het album ben aangekomen, zie ik dat collega T daar een kaartje heeft gestopt waarop staat: "Als jullie toch ruzie gaan maken om wie de baas mag worden, dan ga ik wel weg. Ik heb een baan gevonden waarbij ik het gebruik van bestrijdingsmiddelen op verharde ondergronden ga handhaven. Ik wens jullie het allerbeste. T."

Ik huil me de ogen uit de kop. T mag niet weggaan! Als er iemand is die weg moet gaan, dan ben ik het wel!

vrijdag 3 oktober 2008

Ik moet een speech...



Ik moet een speech schrijven voor de directeur en daarom heb ik met haar een voorgesprek. Ik vertel haar dat het mij logisch lijkt de speech op te fleuren met een mooie foto van een rivierlandschap. Zij vindt dat ik er maar voor moet zorgen dat die foto als een enorm spandoek helemaal om de Stopera heen hangt. Hoe krijg ik dát voor elkaar in de twee dagen die ik nog heb?

Kennelijk is het me gelukt want het is zover. De directeur staat achter het spreekgestoelte en door het raam kijken we uit op de Stopera die er in het volle zonlicht prachtig bijstaat, zo ingepakt in een spandoek met daarop de reusachtige rivier.

Ik overhandig de directeur de door mij voorbereide speech, die op een kwart A4tje past. Ze kijkt me wat ongelovig aan en sist onhoorbaar voor het inmiddels toegestroomde publiek: "Is dit alles?". We doen een stapje achteruit, van het podiumpje af waarop het spreekgestoelte geplaatst is. "Ja," zeg ik. "Je begint dus met Marsman. Dat ken je toch zeker uit je hoofd? En dan volg je de redeneerlijn die ik hier uitgewerkt heb. Het was toch zeker niet de bedoeling dat ik je woordelijk voor zou schrijven wat je moet zeggen?"

Ze knikt, stapt het podium weer op, tikt op de microfoon, schraapt haar keel en begint te praten. Maar wat gek, ze begint helemaal niet met Marsman, maar met een of ander lulverhaal over hoe fijn het is dat er, ondanks de extra bezuinigingen die deze week zijn afgekondigd, toch zoveel collega's aanwezig zijn om de presentatie bij te wonen.

"Waarom begint ze niet gewoon?" fluister ik een collega in het oor. Hij fluistert terug dat de pers er nog niet is, dus dat ze op deze manier een beetje uitstel probeert te kopen. Dan gaat de deur open en komt er een cameraploeg binnen. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, schakelt de directeur middenin een zin over naar Marsman, en pikt er de tweede regel uit: "... traag door oneindig laagland gaan". Alsof ze net begonnen was.

"Meesterlijk!" denk ik. "Die moet ik onthouden."

dinsdag 30 september 2008

We maken een opbouw...



We maken een opbouw op het dak bij mijn ex-zwager en schoonzus want we vinden dat M een nieuwe kamer nodig heeft. Maar in de tijd dat ik probeer de leidingen rondom de nieuwe kraan op de muur netjes weg te werken blijken de werklui het dak ineens veranderd te hebben in een dakterras met zwembad. H springt verheugd in het bad, helemaal blij. Maar M kijkt beteuterd. En ik ook. Want waar houden we nou ruimte over voor haar kamer?

Aan het eind van het dak, waar je met de trap naar boven komt, is een soort kleedhok gekomen. Door het raampje van dit kleedhok zie ik langs de muren stellingkasten, volgeladen met handdoeken. Dat belooft niet veel goeds, kennelijk zijn mijn ex-zwager en schoonzus van plan om het bad commercieel uit te gaan baten.

Ik bedenk dat M dan maar dit kleedhok moet inpikken. Dat is voor iedereen de beste oplossing. En het hok ziet er in ieder geval een stuk professioneler uit dan het prutswerk dat ik heb achtergelaten, waar kieren tussen de spaanplaten en het gasbeton te zien zijn, die ik heb geprobeerd te dichten met PUR-schuim.

donderdag 25 september 2008

Ik loop door de kledingzaak...



Ik loop door de kledingzaak, waar het erg druk is. Daarom pak ik zomaar wat kleren uit het rek en neem die mee naar de paskamers. Als ik het resultaat in de passpiegel bekijk, valt me op dat een vrij jong meisje steeds in hele lelijke combinaties het pashokje naast mij uitkomt. Dan weer passen ze qua kleur helemaal niet bij elkaar, dan qua stijl en dan staat het haar gewoon helemaal niet. Aangezien de winkeljuffrouw haar niet helpt, besluit ik dat maar te doen. Ik dring me door de drukte, op zoek naar iets leuks voor haar. Dat lukt: ik zoek voor haar een vlotte spijkerbroek met een shirtje uit, iets wat bij haar leeftijd past en haar ook nog goed staat. Ze is er helemaal gelukkig mee.

Zelf koop ik alleen een bikini met een doorlopend bovenstukje (in plaats van een BH-model) en een vrolijke print van tropische dieren. Ik ga er direct mee zwemmen. Dat kan, want het zwembad bevindt zich aan de achterkant van de kledingzaak.

Als ik het bad uitkom, kom ik in de kleedkamers I. tegen, die net als ik slechts gekleed gaat in een bikini. Alleen is de hare geel met oranje, heel zonnig. Misprijzend bekijkt ze zichzelf in de spiegel. "Wat een miskoop!" zegt ze, terwijl ze met één vinger in haar buik port. "Dit staat mij helemaal niet, ik ben er toch veel te dik voor!" En dat terwijl ze slanker is dan ik haar ooit gezien heb.

Ze kleedt zich om en stopt de bikini in het tasje terug. "Terugbrengen die handel!" roept ze kordaat. Samen lopen we terug de winkel in, waar het inmiddels uitgestorven is. De winkeljuffrouw bekijkt ons argwamend als we binnen komen. Daardoor merk ik dat ik nog steeds alleen in bikini en op blote voeten rondloop. I. wil de bikini terug geven. Dat kan. De mevrouw neemt het nog vochtige pakje wat aarzelend aan. Veel anders kan ze niet; de prijskaartjes zitten er immers nog aan.

woensdag 24 september 2008

Het nieuws dat de baas weggaat...



Het nieuws dat de baas weggaat slaat in als een bom. Overal rennen mijn collega's door elkaar heen, het is een chaos van jewelste. Mensen zeggen spontaan hun baan op en anderen roepen dat zij dan wel die opengekomen plaats willen vullen.

Ik besluit me af te zonderen om rustig na te denken en ga in de auto zitten die op de parkeerplaats staat. Maar het moment van rust duurt kort, heel kort. Dan staat collega J aan mijn autoraampje en vraagt me dringend mee naar binnen te gaan.

Daar is de chaos niet minder geworden, in tegendeel. Overal staan flipovers met daarop de verchillende functies. Collega's staan in groepjes voor de flipovers en schrijven hun namen onder de functies. Ook zie ik hoe een van de collega's de naam van een ander stiekem doorstreept en daar zijn eigen naam voor in de plaats schrijft.

Ik wil hier echt niet aan meedoen, denk ik in paniek. Ik glip door de dichtsbijzijnde klapdeuren en loop het gebouw door, op zoek naar een rustig plekje. Klapdeur na klapdeur passeer ik. Ik loop door steeds grotere grote hallen, die vooral wit zijn. En leeg. Maar nergens zie ik een plekje om tot rust te kunnen komen.

Op een gegeven moment vind ik in een van de witte hallen een hoekje waar donkerrode sofa's staan waarop mensen verdwaasd zitten. Ook voelt het hier rustiger omdat er een soort lichtroze vitrages hangen. Ik plof op een van de vrije sofa's neer en staar met de verdwaasden naar een groot televisiescherm. Wat daarop te zien is, dringt niet tot me door.

Maar ook hier is me geen rust gegund. Collega I. staat ineens naast me. Furieus is ze. Ze vindt het vreselijk van me dat ik me onttrek aan het groepsgebeuren. Ik besluit me niet langer te verzetten en sjok achter haar aan, terug naar de chaos.

maandag 22 september 2008

Ik sta bij het aanrecht...



Ik sta bij het aanrecht. 'Hè gadver, heb ik nou luizen?' denk ik, als ik zie dat er twee beestjes uit mijn haar op het aanrecht vallen. Maar nee, het zijn geen luizen, het zijn mieren! Wat raar, hoe komen er nou mieren in mijn haar?

Dan herinner ik me opeens dat ik in het lab bezig was met een mieren-experiment. Ik moest een hele berg mieren één voor één in glazen bakjes doen. In elk bakje één mier. Niet alle mieren lieten zich zo gemakkelijk oppakken. Ze probeerden ook steeds uit de bakjes te kruipen. En zie dan het dekseltje er maar eens op te krijgen zonder het miertje te pletten.

Eén mier was bijzonder vindingrijk in het telkens weer ontsnappen uit het bakje. Ik probeerde hem steeds opnieuw weer met moed, beleid en trouw op te pakken om hem terug te zetten. Maar toen ging het fout. Ik pakte hem iets te ruw op. En de moed, beleid en trouw veranderden in bloed, zweet en tranen. Van mij dan wel te verstaan, want van de mier was niet veel meer over.

De mieren die voor me op het aanrecht rondrennen moeten hebben geprobeerd het lot van hun soortgenoot te ontlopen via mijn haar.

zaterdag 20 september 2008

Verlekkerd kijk ik...



Verlekkerd kijk ik naar de naakte pure-chocoladekleurige man die in de zon staat. Hij vraagt me een tikje cynisch waarom ik zo kijk. "Je zou wel willen weten hoe het voelt om met een zwarte man naar bed te gaan, hè?" zegt hij. "Nee," antwoord ik, "dat is het niet. Maar je huid ziet er zo mooi uit; die lijkt me fluweelzacht. Ik zou je zo graag eens aaien. Mag dat?" Hij schiet in de lach.

donderdag 18 september 2008

Ik heb een bijeenkomst...



Ik heb een themamiddag georganiseerd voor collega's. Er wordt een heel grote groep verwacht, en daarom heb ik groots ingeslagen: bergen glanzende chocoladesoesjes, schalen afgeladen met fruit, wokken vol nasi, alles staat prachtig uitgestald op lange tafels.

Als iedereen binnen is, wil ik de bijeenkomst beginnen door een filmpje te tonen waarin collega's C en A optreden als een soort Bondgirls. Maar de mensen in de zaal blijven maar doorkletsen. Ik word een beetje ongeduldig. Met enige stemverheffing probeer ik de aandacht te trekken. Daar volgt me toch een partij commentaar op! 'Je moet je er niet mee bemoeien, we staan net lekker te praten.' 'Ga toch iets nuttigs doen en schenk me nog een kop koffie in!'

Dan word ik echt boos. Woedend roep ik: 'Jezus, wat zijn jullie kinderachtig zeg! Ik ga al, zoek het maar uit!' Dat maakt wel indruk. Een stel van de aanwezige collega's besluit dat we inderdaad aan de slag moeten. Met hen voer ik, midden in het geroezemoes van de verder doorkletsende rest van de groep, een geanimeerde discussie.

Na afloop van de bijeenkomst verhuis ik. Als ik na de verhuizing even langs het oude huis fiets om de post op te halen, wil de nieuwe bewoonster mij niet binnenlaten. Ze is zelf veel te druk bezig met het vullen van de GFT-bak met allemaal takken. 'Nu kan het echt niet. Je moet maar een afspraak maken voor een andere keer.' Beduusd druip ik af.

Door het raam zie ik de poes op de tafel klimmen om van de overgebleven chocoladesoesjes te snoepen.

woensdag 17 september 2008

We staan voor de fietsenwinkel...



We staan voor de fietsenwinkel op de zeer brede stoep. Sjaak heeft zojuist een buitenband gekocht en vraagt zich af of hij hem ter plekke op zijn fiets zal zetten of toch maar niet.

Vijftig meter achter ons stopt een auto. De bestuurder vraagt in gebroken Nederlands de weg aan een jongen die op de stoep staat. Die kan hem niet helpen. Sjaak gaat naar ze toe en begint de man in de auto uit te leggen hoe hij op zijn bestemming moet komen. De man en Sjaak hebben moeite om met elkaar te communiceren, dus duurt het lang, zo ontzettend lang. Ik roep dat ik vast verder ga. Sjaak wuift dat dat oké is.

De eerste straat ga ik rechts, want daar moet het ergens zijn. Halverwege maakt de straat een scherpe bocht naar rechts. Net na die bocht bevindt zich aan de linkerkant, tussen de doodgewone rijtjeshuizen, een heel bijzonder pand. Vanaf de grond tot bovenaan de eerste verdieping is de linkerkant van het pand een heel groot boograam. Dan is er nog een prachtig gebeeldhouwde rand net onder de daklijst.

Snel zoek ik op Google op of we misschien in dit bijzondere pand moeten zijn. Hoewel er geen bordje 'te koop' op staat, staat het pand wel aangemeld bij Funda. En met een idioot lage prijs voor de ruimte die je ervoor krijgt. Wat een vondst!

Dan komt Sjaak er weer aan en zegt dat even terug aan de rechterkant van de straat het huis staat waar we voor zijn gekomen. We fietsen erheen. Het blijkt een hoekhuis, maar bij voorbaat vind ik het niks. Ik heb immers mijn hart een paar minuten geleden al verpand.

Net als we moed verzamelen om aan te bellen bij het bijzondere huis, gaat de wekker. Het interieur van het huis komt vast nog wel eens mijn dromen binnenglippen.

zondag 31 augustus 2008

Op de grond van het appartement...



Op de grond van het appartement ligt een soort grondzeil. Hierop zijn allerlei hapjes uitgestald. We zitten er met de hele groep omheen en smullen dat het een lieve lust is. Verder is het appartement, dat zich op de tigste verdieping bevindt, vrij leeg. De muren zijn kaal; er staat in de ruimte waar we ons bevinden verder alleen nog een grote zwarten, stoffen bank.

Ik denk dat we in Tokyo zijn, maar waarom weet ik niet. Komt dat door het uitzicht? De hele pui is van glas, er is geen balkon. Door het glas hebben we onbelemmerd een fantastisch uitzicht over de stad. Ik zie de ene wolkenkrabber naast de andere.

Opeens zegt iemand: "He, kijk daar! Er komt rook uit dat gebouw. Zou er brand zijn?" We verdringen ons voor het glas. Inderdaad stijgt er een flinke rookpluim uit een flatgebouw niet al te ver bij ons vandaan. Terwijl we staan te kijken beginnen er stukken van het gebouw af te breken en naar beneden te vallen. Dan, als uit het niets, komt er van links een sportvliegtuigje. Dat vliegt pardoes het rokende gebouw binnen. We kijken elkaar verbijsterd aan.

Het heeft bijna 7 jaar geduurd voordat het gebeurde op nine-eleven in mijn dromen terugkwam.

zondag 24 augustus 2008

Ik word gebeld door...



Ik word gebeld door oud-collega A. Hij wil graag een afspraak maken om een paar details van het onderzoeksprogramma dat ik sponsor te bespreken. Als ik bij hem aankom, sta ik versteld: deze grote, brede kerel is veranderd in een vrouw, een frêle vrouw ook nog. Hij draagt een zwart jurkje en hooggehakte sandaaltjes.

Ondanks zijn onmiskenbaar vrouwelijke uiterlijk herken ik hem direct. Heel gek is het als hij zijn mond open doet: zijn stem is nog de diepe bas die hij had toen hij mijn collega was. Hij vertelt dat hem is aangeraden zich alvast als vrouw te kleden, in afwachting van de operatie.

Langzamerhand komen ook de andere onderzoeksparners binnen. Je ziet direct wie wel en wie niet al op de hoogte was van A´s radicale verandering. We luisteren aandachtig als hij vertelt dat hij het moeilijk heeft en dat hij besloten heeft te verhuizen naar de States.

Hij heeft ook goed nagedacht over de voortzetting van het onderzoeksprogramma en raadt ons een wervingsbureau aan dat voor zijn opvolging kan zorgen. Collega T en ik zijn sceptisch. Iemand anders uit het gezelschap raadt ons aan om het bureau alleen afgeplakte CVs te geven om de selectie op uit te voeren. Dan gaan ze de kandidaten tenminste niet weglokken met andere functies waarvoor ze moeten bemiddelen.

Als we bij het bureau een gesprek hebben heeft de mevrouw met wie we spreken duidelijk veel haast gehad. Ze heeft vast en zeker een overtuigend verhaal, zo zie ik aan de gezichten om me heen. Maar ikzelf hoor niets door haar uiterlijk. Haar jurk zit raar: de riem is gekruld en als ze haar rechterarm beweegt waardoor haar jasje wat openvalt zie je haar rechtertepel boven de rand van de jurk uitsteken.

We zijn klaar met de bespreking en lopen de kamer uit. Bij de deur aarzel ik of ik me zal omdraaien om haar toe te fluisteren hoe raar haar kleding zit.

zaterdag 23 augustus 2008

Ik loop door een grote...



Ik loop door een grote, mij onbekende stad. Ik ben op zoek naar een kadootje voor mijn zus. In een winkeltje vind ik op een grote schragentafel, waarop allerlei onbegrijpelijke bakjes en zakjes staan, een doorzichtig plastic doosje. Op dat doosje is een label geplakt waarop staat: "Verzameling L." In het doosje zitten, tjsa, wat moet ik daarvan maken? Kralen? Glimmertjes? Moertjes? Het lijkt er allemaal op. Al weet ik niet precies wat het is, door het label kan ik het niet laten liggen.

Dan is ineens mijn vriendin A. er. Ze wijst me op een soort tang die háár nou handig lijkt. Het is een soort frikandellentang met aan beide poten een krultang. Op de krultang-achtige uiteinden kun je allerlei verlengstukken vastklikken. Door de uiteinden dan telkens een slagje te draaien heb je een multitang-in-één. Inderdaad, dat lijkt ook mij handig.

We komen als we terug naar huis rijden bij het parkeerterrein van het Olympisch Stadion aan. Daar probeer ik de tang uit en voilá, de slagboom gaat omhoog. Zo win ik die halve finale natuurlijk met gemak!

vrijdag 22 augustus 2008

Samen met mijn moeder...



Samen met mijn moeder ga ik op bezoek bij neef E. Hij wil zijn broer bellen want zijn moeder is ziek. Met een beschaamd gezicht biecht hij op dat hij niet zo goed is geweest met het bijhouden van telefoonnummers. Weten wij het nummer van zijn broer misschien?

De fruitmand staat op tafel. Ik ga appeltjes schillen, met een gewoon ontbijtmes. Het zijn opvallend mooie appels. Alleen in de appel die ik als laatste schil, zit een klein beurs plekje. Mijn moeder blijkt ineens helemaal geen appels te lusten.

Als ik klaar ben met schillen, kan ik de gft-bak niet vinden. Die blijkt op de galerij te staan van de flat waar neef E. woont. De bak heeft een roze-granieten deksel. Op het moment dat ik de schillen in de bak kieper, realiseer ik me dat het de bak voor het overige afval is.

donderdag 21 augustus 2008

Ik loop rond op de universiteit...



Ik loop rond op de universiteit. Er heerst een opgewonden stemming. Iedereen praat over de regen. Die houdt maar aan: het regent inmiddels al wéken. Diverse collega's hebben al zandzakken voor de deur gelegd.

Daarna ben ik in een hotel. Ook daar is de regen het gesprek van de dag. Ineens maak ik me zorgen over ons eigen huis. Dat ligt tussen twee dijken, die op doorbreken staan. Ik drink een laatste glas te zoete limonade en reken af. Dan ga ik snel naar huis.

Zodra ik er ben beginnen we de spullen van beneden naar de zolderkamer te verplaatsen. Wat een hoop zooi hebben we eigenlijk! Op zolder probeer ik alle etenswaren, speelgoed, boeken, kleding, lps (!), fotoboeken en schilderijen in dozen te doen. Dan komen de lapjes, heel veel lapjes, dózen met lapjes. Zo schiet het niet erg op.

Lang dubben we over de piano. Al is-ie antiek, die krijgen we nooit naar boven. Dan maar laten staan en er het beste van hopen.

Tot slot bellen we de oudste: blijf maar bij je vriendinnetje, kom vooral niet naar huis. Het is hier veel te gevaarlijk.

woensdag 20 augustus 2008

Het lijkt hier wel wat op...



Het lijkt hier wel wat op de studentenflat waar ik mijn Utrechtse leven ooit begon: flats in meerdere verdiepingen. In de flat waar ik nu ben, is de onderste woonlaag een soort grote natte ruimte: rijen en rijen douches en toiletten. Althans, dat vermoed ik, want er zijn rijen en rijen witte kunststof deuren. Alles is trouwens wit, glimmend en superschoon.

Vanuit deze onderste laag blijk je ook te kunnen oversteken naar de andere flats in dit gebouw: er is een glazen klapdeur achterin deze witte ruimte waarachter ik de flat aan de andere kant vermoed.

Links achterin deze ruimte wil ik graag mijn luisterboek beluisteren. Maar rust om dat te doen krijg ik niet. Telkens lopen er mensen binnen, kletsen ze, klepperen de deuren, suizen de waterleidingen, rammelen ze aan de deur van het hokje waar ik rustig wil luisteren.

dinsdag 19 augustus 2008

We staan in de rij...



We staan in de rij bij de Albert Heijn op de Voorstraat. De rij is niet lang en we zijn snel aan de beurt. Als ik mijn boodschappen op de band leg, verandert de omgeving in een restaurant. Ook daar wil ik net gaan betalen. De kinderen stuur ik alvast naar buiten terwijl ik op de serveerster wacht aan wie ik de rekening gevraagd heb. Even overweeg ik zonder te betalen achter de kinderen aan te lopen, het lijkt zo makkelijk. Dan loop ik toch maar naar de bar, en laat mijn pinpas door de gleuf van het betaalapparaat glijden.

Zelfs in mijn dromen ben ik zó braaf.

donderdag 14 augustus 2008

We gaan de kerk binnen...



We gaan de kerk binnen. Hij is gigantisch. Hier en daar staan kleine blokjes stoelen. In het midden, ver van de ons toegewezen plaatsen, staat de kist. Ik wil er dichter bij zijn, maar in de buurt van de kist staan geen stoelen.

Dan komen van alle kanten zangers binnen. Ze zijn prachtig gekleed in donkergrijs met paars/rood en witte versieringen. Ze vullen alle ruimtes op waar geen stoelen neergezet zijn. De koorleden zingen zo ontroerend mooi, ik krijg er tranen van in mijn ogen.

Na afloop van de uitvaart is het jongste kind verdwenen. Ze moet ergens tussen alle mensen lopen. Ik ga naar haar op zoek. Buiten het schip blijkt de kerk te bestaan uit allerlei deurtjes, lage gangetjes, trappetjes en gallerijen.

Telkens denk ik dat ik haar paardenstaart net om de hoek zie verdwijnen.

Voor we haar gevonden hebben gaat de wekker.

woensdag 13 augustus 2008

Ik loop door een straat...



Ik loop door een straat. Deze straat heeft duidelijk betere tijden gekend. Veel van de huizen zijn dichtgetimmerd, er liggen modderplassen op de half opgebroken straat. We gaan het huis binnen dat nog open is. Binnen is het viezig: een bank met ooit bloemenbekleding is nu van een ondefinieerbaar grijzig-bruin. Op de bank zit de vrouw des huizes, die verdacht veel weg heeft van Ma Flodder. Er ligt een grote hond aan haar voeten. Overal staan overvolle asbakken, de donkere salontafel is bezaaid met lege flessen.

Ik wil hier absoluut niet zijn.

Voor ik de kans krijg nog beter om me heen te kijken horen we het gebulder van vliegtuigmotoren. Iedereen kijkt naar boven. Door het dak heen zien we vlak boven ons een enorm vliegtuig overkomen. Het lijkt wel boven dit huis stil te hangen, zo lang duurt het voor het helemaal overgevlogen is.

Dan valt me op dat er in het huis enorm verbouwd wordt. Overal zie ik nieuw, nog ruw hout, zaagsel, rollen glaswol, steunpalen, bakken met schroeven, gereedschap, grote zakken met goudband. Krijgt dit uitgeleefde huis straks een tweede leven?

Er zijn ook kinderen in het huis, heel veel kinderen. Ze rennen rond, bekogelen elkaar met snoep, hier en daar wordt een peut uitgedeeld. Ineens dringt het tot me door: het is de bedoeling dat ik op dit zootje ongeregeld pas terwijl er verbouwd wordt. Maar op deze kinderen wil ik helemaal niet passen!