maandag 9 maart 2009
Wanneer ik met de lift...
Wanneer ik met de lift terug naar boven ga, ziet de hal van de studentenflat er totaal anders uit dan toen ik kort geleden naar beneden ging om even een kaasrasp uit de keukenla beneden te pakken. Ook mijn studentenkamertje is veranderd in een grote hotelkamer met een kingsize-bed dat voor de openslaande balkondeuren staat. Het is jammer dat die wijd openstaan want het plenst dat het een lieve lust is. Snel spring ik op het bed en probeer tevergeefs de deuren dicht te trekken. Met toenemende verbazing kijk ik hoe door de hoosbui het regenwater inmiddels ook via een scheur in het plafond de kamer begint binnen te druppelen. Ik probeer de spullen die er in de kamer staan in veiligheid te brengen door ze aan beide kanten van de scheur op te stapelen.
Dat lost niets op, het water buiten stijgt bijna net zo snel als het de kamer binnenstroomt via het plafond. Ik moet mezelf in veiligheid zien te brengen! Ik gooi het matras over de rand van het balkon en zie tot mijn opluchting dat het blijft drijven. Heel voorzichtig stap ik zelf ook over de rand, en laat me op het matras zakken. Dat gaat goed. Met een ragebol duw ik mezelf weg van de inmiddels bijna onder water verdwenen studentenflat.
Gek genoeg stopt het vrijwel direct met regenen en met een prachtig zonnetje op mijn hoofd peddel ik het matras in de richting van het tropische eiland in de verte. De palmbomen die de grens van het strand naar het tropische bos vormen wuiven me zachtjes hun welkomsgroet toe.
Als ik op het strand aanmeer, blijkt tussen de palmbomen een hele rij motoragenten te staan. Ze wachten me met zwaailichten op. Wat zou ik verkeerd gedaan hebben?
maandag 26 januari 2009
Ik dwaal eindeloos...
Ik dwaal eindeloos door het centrum van de stad. Het ene pittoreske ophaalbruggetje na het andere glijdt daarbij onder mijn wielen door, en ook passeer ik menig kapitaal grachtenpand. En toch kom ik geen steek verder. Net als ik wanhopig begin te worden, kom ik zus L. tegen. Zij buigt zich door mijn geopende raampje naar binnen, pielt wat met de Tomtom en verzekert me dat het zo zou moeten lukken. Als ik verder rijd, realiseer ik me dat ik helemaal vergeten ben haar te bedanken.
woensdag 21 januari 2009
Op de afgesproken tijd...
Op de afgesproken tijd sta ik met één van de kinderen bij het huis. De voordeur staat op een kier, dus lopen we naar binnen. Kennelijk zijn onze vrienden achter in de tuin en waren ze bang de deurbel niet te horen. We roepen vrolijk 'hallo!!', maar de enige begroeting is een doodse stilte. We zoeken in de tuin, in het huis. Waar is iedereen?
In de achterslaapkamer op de eerste verdieping ligt een rare bult dekens. Bovenop een gele. Als ik die wegtrek slaat mijn hart een slag over. Onder de deken liggen W, J en de kinderen. Dood. 'Opgeborgen' tussen de bladzijden van een groot boek, zoals je planten opbergt in een herbarium.
Paniek bevangt me. Ik ga koortsachtig mijn haperende geheugen langs op zoek naar relevante telefoonnummers van wederzijdse vrienden. Dan vraagt het kind of ik niet gewoon 112 moet bellen. Ja, natuurlijk!
Als de politie weg is en ik met betraande ogen door het huis loop kom ik mijn moeder tegen, snikkend. Met rode ogen zegt ze dat ons uitstapje natuurlijk niet door kan gaan en dat ze nu liever alleen is, dus dat ze maar even boodschappen gaat doen.
Even later hoor ik opnieuw gesnik. Dit maal komt het geluid vanaf de zolderverdieping. Een mij onbekend vrouwspersoon komt de zoldertrap afgelopen. Ze is gekleed in zwarte kniekousen, zwarte rokken, een zwarte sjaal en een hoofddoekje, en doet me daarom denken aan beelden van rouwende vrouwen uit Bosnië. Ze heeft haar borsten ontbloot en slaat daar tegenaan terwijl ze luid weeklagend door naar beneden loopt.
zondag 18 januari 2009
Ik heb een fiets nodig...
Ik heb een fiets nodig, en snel. Anders kom ik nooit meer weg van dit door God en de rest van de wereld verlaten bouwterrein. De damesfiets met de gifgroene fietstassen staat niet op slot. Ik besluit die dan maar mee te nemen.
Als ik erop weg wil fietsen, valt me op dat er in koeienletters 'LNV' op de fietstassen staat, gevolgd door de naam van zus G. Nou ja, zeg, ik kan toch moeilijk de fiets van mijn zus jatten? En bovendien, wat doet mijn zus hier, op deze donkere donderdagavond, hier in Nederland, in dit gure oord? En wat doet zij met fietstassen van LNV?
Ik zet de fiets terug in het rek, zet 'm op slot en loop het universiteitsgebouw weer binnen. Daar is het in ieder geval fijn licht en warm. Ondertussen bel ik mijn zus, die zeer verbaasd is als ze hoort dat ik in de buurt ben.
Al snel komt ze naar de hal van het gebouw toe. Ze heeft een rugzakje op haar rug, waaruit een krulsnoertje steekt. Dan rinkelt de telefoon die er kennelijk aan vast zit. Ze zucht, doet het rugzakje af, neemt de telefoon eruit en neemt op.
zaterdag 17 januari 2009
We zoeken een tentje...
We zoeken een tentje om te eten. Een restaurant met de naam: "Gravin van Brabant" trekt onze aandacht. Door de aankleding - blauwe glanzende doeken scheiden de verschillende tafeltjes van elkaar af, het meubilair is van donker, glanzend gepoetst eiken en de stoelen zijn met rood fluweel bekleed - voelen we ons warm welkom. We installeren ons dus op ons gemak en hebben hoge verwachtingen van deze avond.
Maar allengs verandert ons gevoel. Het is hier helemaal niet gezellig! Er zitten veel grijze duiven die zwijgend tegenover elkaar aan tafel zitten. Bij het bekijken van de menukaart valt ons op dat het ook nog eens een belachelijk duur restaurant is. Toch bestellen we. Het eten smaakt overigens prima.
Achterin de zaak is een brede trap van zes treden door blauwe glanzende doeken afgescheiden van de rest van het restaurant. Nieuwsgierig gluur ik tussen de doeken door en zie dat in de ruimte daarachter een enorme bol zachtjes ronddraait. Op de bol zijn verschillende vormen uit een soort schuimrubberen kussens vastgemaakt. Ik herken in een van de kussens de vorm van Azië. Aha, het is een wereldbol!
Dan dringt tot me door dat ik de internetblokkade die Azië al tijden platlegt kan oplossen door de witte veer die vastzit uit het schuimrubber te trekken. Ik grijp Azië vast en probeer op de bol te klimmen, richting veer, die zich ter hoogte van Noord-Siberë bevindt. Maar doordat de bol draait word ik meegenomen, steeds hoger de lucht in. De bol is echt gigantisch en inmiddels ben ik zeker tien meter boven de grond. Ik vind het doodeng en hoop bibberend dat ik er niet vanaf zal vallen.
zondag 4 januari 2009
We versieren de aula...
We versieren de aula voor de viering van het einde van het schooljaar. Dan komt de jonge en zeer populaire media-docente binnen. Ze vertelt ons dat we het versierwerk wel even kunnen laten voor wat het is want we moeten eerst een proefwerk maken. Dat kan wel in de aula hoor, we hoeven er niet voor naar haar lokaal. Zij zal de vragen voorlezen en het enige dat we hoeven te doen is de antwoorden op te schrijven.
Ik heb wel een pen op zak, maar geen papier. Dus neem ik maar een van de papieren vlaggetjes die ik aan het ophangen was en schrijf ik daarop mijn antwoorden. Geknield voor de stoel waarop ik stond, die ik voor het gemak maar even als schrijftafeltje gebruik.
De docente wil dat we opschrijven waar we de informatie zouden zoeken die we nodig hebben om haar vragen op te lossen. Zo heeft ze een vraag over het omzetten van de registratie van een auto met buitenlands kenteken, wil ze weten hoe je aan de regels komt die gelden voor de tewerkstelling van Poolse klussers en het adres van de gemeentelijke instantie die over naturalisatie gaat.
Ik vind de vragen belachelijk eenvoudig. Elk antwoord begin ik met "Google.com!" en daaronder schrijf ik: Je kunt vast ook informatie vinden op "overheid.nl" en "utrecht.nl".
Dan gluur ik even steels naar mijn buurvrouw, die geknield op de grond haar antwoorden op zo'n uitblaastoetertje kriebelt. Zij heeft geschreven: "Bel toch de gemeente!". Ik grijns. Dat is precies het verschil tussen haar en mij: zij gebruikt de telefoon en ik het internet.
Pas als we alle vragen hebben gehad, merk ik dat ze met elkaar in verband staan: de docente wil haar Poolse vriend vragen met zijn makkers haar huis op te knappen en wil er daarna met hem wonen en zijn auto gebruiken. "Duh, hoe dom kun je zijn dat je dat nog niet doorhad!" scheld ik mezelf uit. En dus eindig ik mijn proefwerk met onderaan het inmiddels smoezelige vlaggetje te kalken: "Of je vraagt een groep scholieren waar zij het zouden zoeken!"
Abonneren op:
Posts (Atom)